SiRM Insight

Grote verschillen tussen specialismes in uitgavengroei dure geneesmiddelen

De uitgaven aan add-on geneesmiddelen die ziekenhuizen voorschrijven bedroegen in 2021 €2,6 miljard. Op basis van de door SiRM ontwikkelde uitgavenprognose is de verwachting dat deze uitgaven de komende jaren gemiddeld met 7% groeien. De plaat van de maand laat zien dat deze groei sterk verschilt tussen groepen aandoeningen. Zo stijgen in de oncologie de uitgaven veel harder dan in de reumatologie. Dit betekent dat de verwachte uitgavengroei voor add-on geneesmiddelen voor een individueel ziekenhuis sterk afhangt van het profiel en het type patiënten die het behandelt.

Innovatieve geneesmiddelen bieden grote potentie voor patiënten met ernstige aandoeningen, zoals vormen van kanker en stofwisselingsziektes. Na de revolutie van immuuntherapieën aan het begin van deze eeuw staan we nu aan de vooravond van een vergelijkbare ontwikkeling met cel- en gentherapieën.

De keerzijde van deze medaille is dat deze geneesmiddelen vaak duur zijn. De uitgaven aan deze zogenaamde add-on middelen stijgen al jaren harder dan het budgettair kader van de medisch-specialistische zorg. Hierdoor wordt het budget voor andere zorg in het ziekenhuis kleiner.

Er was lange tijd geen goed zicht op hoe de uitgaven aan add-on middelen zich ontwikkelden. Daarom ontwierp SiRM in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra een model om de ontwikkeling van deze uitgaven in beeld te krijgen. Het vertrekpunt voor de toekomst was daarbij de Horizonscan van het Zorginstituut.

Op macroniveau verwachten we een jaarlijkse uitgavengroei van ~7%. Deze verwachte groei is het netto resultaat van factoren zoals demografie, komst van nieuwe geneesmiddelen, uitbreiding van gebruik van bestaande middelen naar andere indicaties en het uit patent gaan van bestaande geneesmiddelen waardoor er goedkopere generieke middelen of biosimilars komen.

Wanneer we inzoomen, wordt duidelijk dat het effect van deze ontwikkelingen sterk verschilt tussen groepen aandoeningen. Zo verwachten we voor de huidziekten en oogaandoeningen vooral een sterke stijging in het aantal (niet-unieke) gebruikers van add-ons maar een daling van de gemiddelde vergoeding. Andere domeinen kennen met name een stijging in gemiddelde vergoeding, zoals binnen de oncologie. Daarnaast speelt de introductie van generieke geneesmiddelen en biosimilars na het uit patent gaan van geneesmiddelen een grote rol. Zo was zonder de introductie van een generieke variant van lenalidomide de gemiddelde vergoeding binnen de hemato-oncologie veel sterker gestegen.

Omdat de groei van de uitgaven tussen groepen aandoeningen verschilt zal de groei per ziekenhuis ook verschillen. Een ziekenhuis met een belangrijke rol in oncologische zorg kan een veel hogere groei verwachten dan een centrum dat zich alleen bezighoudt met reumatische aandoeningen. Ziekenhuizen en zorgverzekeraars kunnen dus niet zonder meer uitgaan van dit landelijke groeipercentage voor add-on geneesmiddelen bij bijvoorbeeld contracteringesprekken en het opstellen van de begroting.

Geschreven door