Inventarisatie van gepast gebruik dure geneesmiddelen initiatieven

Gepast gebruik van dure geneesmiddelen draagt bij aan de kwaliteit van zorg en kan tot kostenbesparing leiden. Samenwerkende koepelorganisaties in de zorg hebben SiRM en het Radboudumc gevraagd om een inventarisatie uit te voeren van gepast gebruik dure geneesmiddelen initiatieven. We verzamelden ruim 90 initiatieven via drie methoden: een enquête, interviews en gestructureerd deskresearch. Wetenschappelijke verenigingen oordeelden dat enkele van deze initiatieven voldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn om breder toegepast te kunnen worden bij patiënten.

In Nederland zijn er veel initiatieven rondom gepast gebruik van dure geneesmiddelen. Echter wordt de kennis hieruit niet systematisch verspreid en breed geïmplementeerd. Hierdoor bestaat er onbenut potentieel. Daarom zijn de Federatie Medisch Specialisten (FMS), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Patiëntenfederatie Nederland en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) het programma Gepast Gebruik Dure Geneesmiddelen (GGDG) gestart. Dit programma bestaat uit drie delen: een inventarisatiefase, een implementatiefase en het opstellen van een onderzoeksagenda.

SiRM en het Radboudumc stelden voor het eerste deelprogramma samen een overzicht op van mogelijke GGDG-interventies, een zogenaamde longlist. Van deze longlist werkten we naar een shortlist met veelbelovende interventies die óf voldoende bewezen zijn om breed te worden geïmplementeerd óf waarvoor nog verder onderzoek nodig is.

Om dit te doen verzamelden we initiatieven rondom GGDG via drie methoden: een enquête, interviews en gestructureerd deskresearch. Hieruit is een longlist van 91 interventies gekomen. Wanneer het onderzoek naar een interventie was afgerond en er tenminste één wetenschappelijk publicatie beschikbaar was, kwam de interventie op de mediumlist. Er waren 44 interventies die aan deze twee criteria voldeden. Voor deze interventies is waar mogelijk een diepte-interview met de betrokken onderzoekers gevoerd. De kennis uit de interviews is in de vorm van een informatiepakket aangeboden aan de desbetreffende wetenschappelijke verenigingen. Zij bepalen of een interventie klaar is voor (verdere) implementatie, er meer (literatuur)onderzoek nodig is of dat de interventie onvoldoende potentie heeft.

Wetenschappelijke verenigingen oordeelden dat enkele initiatieven voldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn om breder toegepast te kunnen worden bij patiënten. Voor de andere gepast gebruik interventies is meer onderzoek nodig.

Geschreven door