Handvatten leren en verbeteren en zorginkoopdialoog met de integrale vergelijking

SiRM onderzocht een van de onderwerpen voor de ontwikkeling van de integrale vergelijking verpleeghuiszorg: het bieden van handvatten voor leren en verbeteren, de zorginkoopdialoog en de mogelijkheden om de ervaren complexiteit te verminderen. Om te zorgen dat de integrale vergelijking deze handvatten biedt, adviseren wij om te zorgen dat deze efficiëntieverschillen goed en correct meet en deze zo goed mogelijk verklaart.
De NZa werkt sinds 2019 aan de ontwikkeling van de integrale vergelijking verpleeghuiszorg: een datagedreven vergelijking van zorgaanbieders die mogelijk onderdeel wordt van een nieuwe vorm van bekostiging. De gebruikte methode is Data Envelopment Analysis (DEA). DEA is een techniek om de relatieve efficiëntie van een aanbieder te meten op basis van een vergelijking met de meest efficiënte aanbieders die een vergelijkbare zorgproductie leveren (de peers). Na de in 2019 en 2020 uitgevoerde nulmeting heeft de NZa geadviseerd de integrale vergelijking op verschillende onderwerpen door te ontwikkelen met DEA als methode.
Onderzoek: handvatten voor leren en verbeteren, de zorginkoopdialoog en mogelijkheden voor verminderen ervaren complexiteit.
SiRM heeft in opdracht van de NZa tussen maart en november 2021 onderzoek gedaan naar één van de onderwerpen van de doorontwikkeling: het bieden van handvatten voor leren en verbeteren, voor de zorginkoopdialoog en voor mogelijkheden om de ervaren complexiteit te verminderen. Hiervoor zijn de wensen en voorwaarden van zorgaanbieders en zorgkantoren via interviews, een enquête en bijeenkomsten geïnventariseerd. Vervolgens is gekeken hoe deze wensen en randvoorwaarden gerealiseerd kunnen worden. De NZa stelde de gekozen methode (DEA) als uitgangspunt voor dit onderzoek. De vraag hoe de integrale vergelijking wordt toegepast voor regulering en bekostiging valt buiten het onderzoek.
Resultaten: inhoudelijk doorontwikkeling van de integrale vergelijking is op vier onderwerpen noodzakelijk voor leren en verbeteren.
Zorgaanbieders zien mogelijkheden voor leren en verbeteren met de integrale vergelijking mits aan drie voorwaarden wordt voldaan: inhoudelijke doorontwikkeling van de methode, faciliteren van het eerste contact voor leren en verbeteren, en duidelijkheid over hoe de integrale vergelijking zal worden gebruikt in de bekostiging. De gewenste inhoudelijke doorontwikkeling bestaat uit vier delen: inzicht in wie de peers zijn en waarom, de mogelijkheid om ook met andere aanbieders dan peers te vergelijken, spiegelinformatie over factoren die de berekende relatieve efficiëntiescore verklaren en een terugkoppeling die de ervaren complexiteit vermindert.
Aanbieders en zorgkantoren zien dezelfde inhoudelijke doorontwikkeling als randvoorwaarde voor het bieden van handvatten voor de zorginkoopdialoog. Het bleek voor partijen lastig om aanvullende wensen te formuleren zonder duidelijkheid over de rol van de integrale vergelijking bij tariefstelling. Hoe tarieven tot stand komen en de daarbij behorende onderhandelingsruimte vormen een belangrijk en integraal onderdeel van de zorginkoopdialoog. Gegeven de onzekerheid op dat gebied zijn zorgaanbieders verdeeld over de toepasbaarheid van de integrale vergelijking in de zorginkoopdialoog. Iets meer dan de helft van de geraadpleegde aanbieders (55%) beoordeelt dit neutraal tot positief, de rest als (zeer) beperkt.
De nadruk in dit onderzoek lag op de vraag onder welke omstandigheden en op welke manier de gewenste inhoudelijke doorontwikkeling voor leren en verbeteren, zorginkoopdialoog en reduceren ervaren complexiteit gerealiseerd kan worden.
Advies: om concrete handvatten te bieden moeten efficiëntieverschillen worden verklaard.
De integrale vergelijking kan handvatten bieden voor leren en verbeteren en de zorginkoopdialoog als deze niet alleen efficiëntieverschillen goed en correct meet maar deze ook zo goed mogelijk verklaart. Dat kan door een tweede analysestap toe te voegen aan de DEA-methode om factoren die verschillen verklaren te identificeren: second stage DEA. Hiervoor is per aanbieder informatie over potentieel verklarende factoren nodig. Door statistische analyses wordt vervolgens de invloed van deze factoren vastgesteld. Goede visualisaties van de resultaten hiervan via een online dashboard bieden concrete inzichten aan aanbieders en zorgkantoren over hoe efficiënt een aanbieder is, op welke factoren een aanbieder zich kan verbeteren en van welke aanbieder(s) geleerd kan worden. Deze inzichten kunnen het startpunt vormen voor leren en verbeteren tussen aanbieders onderling en voor de zorginkoopdialoog tussen zorgkantoren en aanbieders.
Overwegingen voor vervolg: realisatie vergt forse inspanning waarbij het op voorhand onduidelijk is of gewenste resultaat bereikt wordt.
Uitgangspunt bij second stage DEA is dat de efficiëntieverschillen tussen aanbieders goed worden gemeten. Op basis van de ervaringen met de nulmeting stelden veldpartijen dit tijdens dit onderzoek regelmatig ter discussie. Hoewel SiRM voor dit onderzoek geen eigen analyses heeft uitgevoerd, delen wij op basis van de beschikbare informatie over de nulmeting deze twijfels. Ook de NZa geeft in haar adviesrapport aan dat de data en het model uit de nulmeting verbeterd en uitgebreid moet worden. Door de data te verbeteren en uit te breiden kan in de toekomst mogelijk een betere meting van efficiëntieverschillen plaatsvinden. Het gaat dan om: betere kostendata met minder aannames, het meenemen van kapitaallasten, betere indeling van en weging binnen productgroepen en het duidelijke en goede definities van kwaliteitsverschillen als uitsluitingscriterium voor peers.
Het realiseren van second stage DEA en de genoemde verbeteringen vergt een forse inspanning van alle betrokken partijen waarbij het op voorhand onduidelijk is of het gewenste resultaat bereikt wordt. Of de voorgestelde verbeteringen en het uitvoeren van second stage DEA in de praktijk mogelijk zijn en ook de gewenste resultaten leveren kan pas worden vastgesteld met gegevens uit een eventuele vervolgmeting.